Michiel begint het verhaal achter woorden te snappen. In vaktaal noemen we dat tekstbegrip ;-) Zo krijgen we tegenwoordig vragen als: 'Mama, waar is de nood?' He??? De nood?? 'Aja, mama, help mij uit de nood? Waar is de nood? Wie zit daarin?'
Homoniemen kent hij ook al (woorden die hetzelfde worden uitgesproken, maar niet hetzelfde betekenen). Alleen houdt hij daar niet altijd even veel rekening met dialectwoorden en ingeslikte lettertjes. Een voorbeeld: bij het verhaal van de Ploffer (Ga je mee, Kleine Beer), spitst kleine beer zijn oren. Michiel heeft op school blijkbaar gehoord dat je in het Limburgs niet iemand knijpt, maar wel pitst. Dus als Kleine Beer zijn oren spitst, vraagt Michiel zich hardop af of dat niet pijn doet, je oren pitsen.
Verder is mama niet hetzelfde als Barbara. Als Moeke mama met Barbara aanspreekt, is Michiel helemaal in de war. Dat heet niet Barbara, moeke, dat heet mama!!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten